Bericht uit Warmond

Dit is echt een heftige tocht’, historische strontrace doet Warmond aan

WARMOND – Zonder motor en met een lading mest van het Friese Workum naar Warmond en weer terug varen. Maandag ging de 45e editie van deze zogenoemde ‘strontrace’ van start. De schepen kwamen dinsdagochtend aan in Warmond, het keerpunt. Daar gooide de bemanning de mest af en vertrokken ze met bloembollen weer richting Workum. Het schip dat het eerst de Friese havenplaats weer bereikt, wint de race.

De boten kwamen rond 10.00 uur aan in Warmond. Ze waren vertraagd, omdat ze moesten wachten tot de bruggen bij Hillegom en Lisse weer open waren. ‘Die bruggen gaan dicht tussen 7.45 en 8.30 uur dicht vanwege de spits’, legt Henk Keijzer van de Stichting Zeilvaart Warmond uit.  

Verder zat het de deelnemers mee. De omstandigheden voor de race waren dinsdagochtend goed. Er stond een mooie westenwind. ‘Die draait in de loop van de dag nog een beetje naar het noordwesten. De deelnemers konden daardoor met ‘halve wind’ deze kant opkomen. Daardoor was het niet zo’n zware tocht voor de schepen met lichte stront. Maar de zware strontschepen kwamen via de andere kant en moeten verplicht twee keer op en neer via Amsterdam, omdat er in Haarlem wat bruggen zijn die niet draaien. De lichte schepen met gestreken mast kunnen daar onderdoor, maar de zware niet. En daar aan de oostkant van Haarlemmermeer is de wind niet zo gunstig. Het is echt een heftige tocht.’

Keermeester

Bij het keerpunt in Warmond stond ook keermeester Christiaan Tromp. ‘Ik keur als keermeester de stront en zorg dat de schepen hier fatsoenlijk aankomen en weer weggaan. Daarnaast namen de schepen bloembollen mee terug. Bloembollen uit de stront die we vorig jaar gebruikt hebben.’

Ook hij spreekt van een ‘ongelofelijk zware race’. Deelnemers mogen namelijk niet de motor gebruiken. ‘Van Workum naar Warmond over het IJsselmeer is nog redelijk te doen. Maar door Amsterdam heen – door al die kleine kanaaltjes waar je vaak tegenwind hebt –  moet je zo’n schip met zo’n vaarboom, met zo’n prikstok, duwen. Of jagen met het touw aan de wal. En je hebt maar vier tot zeven man, afhankelijk van hoe zwaar de klasse is.’